Keuzegids

Hulp bij je keuze voor een basisschool

Er zijn een hoop basisscholen te vinden in Amsterdam en je kent er vast wel een paar bij jou in de buurt. Maar hoe kies je nu écht een basisschool die past bij jouw kind? Wij helpen jou hier op weg!

Een school kiezen

Familie, buren of vrienden in de buurt kunnen je misschien veel vertellen over verschillende scholen in Amsterdam en bij jou in de buurt. Maar voor een compleet overzicht van de mogelijke scholen, kijk je hier bij Schoolwijzer naar de lijst met scholen. Op deze site vind je de basisinformatie van een school en lees je wat de school uniek maakt; wat er anders is dan op andere scholen. 

Het kan lastig lijken om een keuze te maken. Daarom helpen wij jou op weg, laten we zien waar je op kunt leggen en leggen we we verschillende zaken uit. Een goede keuze maken gaat in twee stappen: 

  1. Bekijk de lijst met scholen en filter welke scholen voldoen aan jouw eisen. Zorg dat je minimaal 10 scholen selecteert.
  2. Bezoek zoveel mogelijk van deze scholen zodat je goed beeld kunt krijgen én informatie kunt krijgen die niet hier op de website te vinden is.

In deze gids

In deze gids helpen wij u met de keuzes die u kunt maken om een geschikte selectie van scholen te krijgen op deze website:

  • Wat is een voorrangschool?
  • Hoe kies ik een grondslag?
  • Welk onderwijsconcept past bij mijn kind?
  • Wat is een voorschool?
  • Hoe kies ik voor een grote of kleine school?

Daarnaast helpen we u op weg bij een schoolbezoek: Waar kunt u op letten en welke vragen kunt u stellen.

Keuzes op deze website

Wat is een voorrangschool?

Kinderen hebben voorrang op de 8 scholen in de buurt van hun officieel geregistreerde woonadres (de 8 dichtstbijzijnde). Als u de postcode, huisnummer en geboortedatum van uw kind invult, kunt u zien welke scholen dat zijn.

Op 5 van de 6 Vrije Scholen in Amsterdam heeft elk kind uit Amsterdam voorrang. Elk kind kan zich daar dus aanmelden.

Daarnaast zijn er scholen die specifieke eisen stellen aan de toelating van leerlingen. Deze scholen stellen eisen aan de selectie van leerlingen op grond van de vrijheid van richting (godsdienst of levensovertuiging). Zij doen wel mee met het toelatingsbeleid maar communiceren goed dat er aanvullende eisen worden gesteld. 

Er zijn ook scholen die niet meedoen met het stedelijk toelatigsbeleid van Amsterdam. Dit zijn de scholen; Amsterdamse Montessorischool, Willemsparkschool, Cornelis Vrij, Peeterschool, Hildebrand van Loonschool, 1e Openluchtschool, 2e Openluchtschool, Buitenveldertse Montessorischool (BMS), Cheider.

 

Hoe kies ik een grondslag?

Er zijn bijzondere, algemeen bijzondere en openbare scholen. Bijzondere scholen geven les vanuit een godsdienst of levensovertuiging. Algemeen bijzondere scholen geven les vanuit hun visie over onderwijs of opvoeding. De lessen op een openbare school zijn niet vanuit een godsdienst of levensovertuiging. Alle soorten scholen kunnen naast een overtuiging ook nog les geven volgens een bepaalde manier van les geven, dit noemen we onderwijsconcept.

Openbaar

Openbare scholen staan open voor iedere leerling en elke leraar. Het onderwijs gaat niet uit van een godsdienst of levensovertuiging. Er zijn wel openbare scholen die vanuit bepaalde onderwijskundige uitgangspunten lesgeven. Zo kan een openbare basisschool lesgeven volgens de regels van het montessorionderwijs en daarmee een openbare montessorischool zijn. Op veel openbare scholen wordt actief aandacht besteed aan de overeenkomsten en verschillen tussen kinderen (als het gaat om cultuur of levensovertuiging), zonder een voorkeur over te brengen voor één bepaalde opvatting. Er is naast de verplichte vakken zoals wereldoriëntatie, rekenen en taal ruimte voor humanistisch of godsdienstig vormingsonderwijs (hvo/gvo), omdat men binnen het openbaar onderwijs van mening is dat iedere leerling het recht heeft om van jongsaf in aanraking te komen met verschillende levensovertuigingen. Alleen kinderen waarvan ouders dat willen, volgen deze lessen hvo/gvo. Openbare scholen worden meestal bestuurd door een bestuurscommissie van de gemeente of het gemeentebestuur. Soms worden ze bestuurd door een stichting. De overheid bekostigt het openbaar onderwijs. 

Algemeen bijzonder

Onder de richting algemeen bijzonder vallen scholen die een bepaalde onderwijskundige grondslag hebben. Deze scholen geven les vanuit hun visie over onderwijs of opvoeding. Zowel openbare scholen als confessioneel bijzondere scholen kunnen onder deze categorie worden geschaard.

Bijzonder

Bijzondere scholen geven les vanuit een godsdienst of levensbeschouwelijke overtuiging. Een bijzondere school ontstaat meestal omdat ouders een school met een bepaalde godsdienstige of pedagogische richting willen. Bijzondere scholen worden bestuurd door een stichting of vereniging (gelieerd aan een bepaalde levensovertuiging of religie) en bekostigd door de overheid. Bijzondere scholen verschillen onderling sterk in de mate en de wijze waarop de religie of levensovertuiging in hun onderwijs doorklinkt: zo zijn er protestants-christelijke/katholieke scholen die religie alleen nog heel duidelijk in christelijke vieringen laten terugkomen, terwijl op andere van deze scholen religieuze tradities/rituelen dagelijks terugkeren. Van de ouders van de leerlingen wordt verwacht dat zij de visie en uitgangspunten van de school (de grondslag) onderschrijven, of in ieder geval respecteren. Scholen in het bijzonder onderwijs hebben het recht leerlingen te weigeren, als de ouders de levensovertuiging of religie van de school niet (openlijk) aanhangen. 

Antroposofisch

Antroposofische scholen geven onderwijs gebaseerd op de educatieve filosofie van Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie. Deze scholen volgen het Vrije School onderwijsconcept. Het ontwikkelen van de verbeeldingskracht, sociale kwaliteiten en creativiteit van de leerlingen staat centraal.

Evangelische Broedergemeenschap

De Evangelische Broedergemeente is een protestantse kerk met wereldwijde uitbreiding. Op scholen met deze grondslag worden de christelijke normen en waarden als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, Bijbel teksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Hindoeïstisch

Op scholen met deze grondslag worden de normen en waarden van het Hindoeïstische geloof als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, heilige teksten uit bijvoorbeeld de Rig Veda en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Humanistisch

In humanistisch vormingsonderwijs leren kinderen om zelf keuzes te maken en te verantwoorden, en ze worden aangemoedigd om te communiceren over wat ze denken, voelen, willen, en doen. HVO leert leerlingen niet wát ze moeten denken, maar dát ze moeten denken. Ook worden ze gestimuleerd verantwoordelijkheid te nemen voor de wereld om heen: burgerschap heet dat.

Interconfessioneel

Onderwijs dat gebaseerd is op verschillende geloofsovertuigingen. Interconfessionele scholen zijn meestal ontstaan uit de fusie van een protestantse en een katholieke school. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, Bijbel teksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Islamitisch

Op scholen met deze grondslag worden de normen en waarden van het Islamitische geloof als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, Koran teksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren. 

Joods

Op scholen met deze grondslag worden de normen en waarden van het Joodse geloof als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, Thora teksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Katholiek

Op scholen met deze grondslag worden de normen en waarden van het Katholieke geloof als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, bijbelteksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Levenbeschouwelijk

Levensbeschouwelijk onderwijs richt zich op de culturele en levensbeschouwelijke diversiteit van de leerlingen. Respect voor elkaar in woord en daad is het uitgangspunt. Kinderen worden opgeleid tot positieve wereldburgers, met kennis, vaardigheden en zelfvertrouwen; met respect voor de medemens. 

Oecumenisch

Het onderwijs op een oecumenische school wordt vanuit een christelijke visie gegeven. Er wordt hierbij nadrukkelijk gezocht naar gemeenschappelijke elementen uit de verschillende levensbeschouwelijke en godsdienstige achtergronden, waaronder de Katholieke als Protestantse kerken. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, diverse heilige teksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Protestants-Christelijk

Op scholen met deze grondslag worden de normen en waarden van het Protestants-Christelijke geloof als basis meegegeven. Er wordt extra aandacht besteed aan feestelijkheden, bijbelteksten en andere lessen en gebruiken die voortkomen uit dit geloof. De school heeft het recht om op grond van hun geloof een eigen toelating- en benoemingsbeleid te voeren.

Welk onderwijsconcept past bij mijn kind?

Sommige scholen geven les volgens een bepaald onderwijsconcept. Een onderwijsconcept betekent op welke manier er les wordt gegeven. Denk aan klassikaal, montessori- of jenaplanonderwijs. Alle soorten scholen kunnen naast een concept ook nog les geven volgens een bepaalde overtuiging, dit noemen we grondslag.

Elk concept heeft zo zijn eigen specifieke kenmerken. In deze site en hiernaast kun je die kenmerken opzoeken. Daarna zal je moeten inschatten welk concept het beste bij jouw kind past.

Vooropgesteld dat die keuze er is in jouw woonplaats, want niet overal heb je montessori-, jenaplan- en daltononderwijs. Zijn er alleen regulier klassikale scholen in je omgeving, dan kun je eens kijken in welke mate daar extra aanbod is. Het onderwijsconcept heeft overigens niets te maken met identiteit. Een montessori-, dalton- of jenaplanschool kan openbaar, christelijk, katholiek of islamitisch zijn.

De meeste scholen volgen een algemeen concept, maar het kan zijn dat een andere manier van lesgeven beter past bij uw kind. Is hij of zij bijvoorbeeld erg zelfstandig of juist (nog) niet? Zie je je kleuter graag in een groep met leeftijdgenootjes of lijkt het je juist goed als hij in één groep zit met oudere kinderen?

Dalton

Daltonscholen gaan ervan uit dat leren voor kinderen even natuurlijk is als ademhalen. Leerlingen zijn nieuwsgierig, willen actief zijn en zich ontwikkelen. Als leerlingen de vrijheid krijgen om zelf aan taken te werken, zullen ze verantwoordelijkheid nemen voor hun werk en voor de groep. De leraar biedt begeleiding op maat.

In de praktijk

Daltonscholen werken volgens het Dalton Plan van de Amerikaanse pedagoge Helen Parkhurst. Dit is geen vaste methode, maar een pedagogische houding: je kunt erop vertrouwen dat leerlingen zich verantwoordelijk gedragen als ze aan interessante taken kunnen werken en zich niet hoeven te vervelen. Daltonscholen bepalen zelf, op basis van hun praktijkervaringen, hoe dit bij hen gestalte krijgt.

Een gemeenschappelijke noemer is van oudsher het werken met dag- en weektaken. Sinds de jaren tachtig gebeurt dat ook in de kleutergroepen. Daar heeft het de vorm van werken met planborden gekregen. Tegenwoordig is het werken met taken nog maar één van de elementen in veelomvattende, ingenieuze vormen van klassenmanagement. De essentie blijft dat leerlingen veel zelfstandig werken. Daardoor leren ze – binnen grenzen - keuzes maken en een actieve leerhouding ontwikkelen. Het geeft de leerkracht de ruimte om leerlingen individueel of in groepjes te helpen en naar behoefte instructie te geven.

Samenwerken is een van de pijlers onder de daltongedachte. Een daltonschool is een leefgemeenschap van leerlingen, leraren, ouders, schoolleiding en bestuur. Het is ook een leeromgeving waar leerlingen en leraren van en met elkaar leren.

Basisprincipes van het daltononderwijs

  • Samenwerking
  • Vrijheid en verantwoordelijkheid
  • Effectiviteit
  • Zelfstandigheid
  • Reflectie

Jenaplan

Een jenaplanschool is een gemeenschap van leerlingen, leraren en ouders. Leerlingen van verschillende leeftijden zitten in groepen bij elkaar. Het onderwijs is gericht op de opvoeding van leerlingen en omvat meer dan het aanleren van kennis en vaardigheden als lezen, schrijven en rekenen. De vier basisactiviteiten zijn: spreken, spelen, werken en vieren.

Op een jenaplanschool zijn leraren professionele opvoeders. Ouders dragen een deel van de opvoeding van hun kinderen over aan de school.

In de praktijk
De school gaat er vanuit dat leerlingen heel verschillend zijn; ze kunnen veel van elkaar leren. Daarom worden ze in stamgroepen geplaatst die bestaan uit kinderen van verschillende leeftijden, zoals dat ook in een gezin het geval is.

Basisprincipes van het jenaplanonderwijs
De leerstof wordt ontleend aan de leef- en belevingswereld van leerlingen én aan belangrijke cultuurgoederen uit de maatschappij.
Het onderwijs wordt uitgevoerd in pedagogische situaties en met pedagogische middelen.
Het onderwijs wordt vormgegeven door een ritmische afwisseling van de basisactiviteiten gesprek, spel, werk en viering.
Leerlingen van verschillende leeftijden en ontwikkelingsniveaus worden samen in stamgroepen geplaatst. Dat stimuleert het leren van en zorgen voor elkaar.
Zelfstandig spelen en leren worden afgewisseld en aangevuld door gestuurd en begeleid leren. Het initiatief van de leerlingen speelt altijd een belangrijke rol.
Wereldoriëntatie neemt een centrale plaats in met als basis ervaren, ontdekken en onderzoeken.
Gedrags- en prestatiebeoordeling van een leerling vindt zoveel mogelijk plaats vanuit de eigen ontwikkelingsgeschiedenis van de leerling, en in samenspraak met de leerling.

Montessori

In het montessorionderwijs kunnen leerlingen zich zo veel mogelijk in hun eigen tempo ontwikkelen, gebruikmakend van hun eigen kunnen. Het idee is dat bij de begeleiding van kinderen naar volwassenheid centraal moet staan wat de leerling zélf nodig heeft. In de woorden van grondlegster Maria Montessori: ‘Help mij het zelf te doen’. Op een montessorischool werken speciaal opgeleide montessorileraren met specifieke montessorimaterialen.

In de praktijk
Op de montessorischool is het motto ‘vrijheid in gebondenheid’. Binnen vaste regels hebben de leerlingen veel vrijheid. Ze mogen zelf een keuze maken uit de leermiddelen om hen heen en ze mogen daarmee zo lang werken als ze willen. Ze mogen zelf de materialen pakken en terugzetten en ze werken op hun eigen niveau.

Het is de bedoeling dat leerlingen door het werk zelf gemotiveerd worden om hun uiterste best te doen. Daarom worden in het montessorionderwijs geen cijfers en geen cijferrapporten gegeven. De leraar legt wel vast wat een leerling gedaan heeft en hoe. Ouders kunnen met de leraar van gedachten wisselen over de ontwikkeling van hun kind. Vaak krijgen ze een of meer keren per jaar een geschreven verslag.

Basisprincipes van het montessorionderwijs

  • Leerlingen actief laten zijn in een voorbereide omgeving.
  • Leerlingen de kans geven hun talenten te ontwikkelen.
  • Leerlingen veel zelf laten doen en ze met en van elkaar laten leren.
  • Leerlingen verantwoordelijkheid leren nemen voor hun eigen keuzes en planning.
  • Vertrouwen hebben in Leerlingen.
  • Zorgen voor speciaal opgeleide leraren.
  • Een doorgaande lijn door de jaren heen aanbieden.

Natuurlijk leren

Steeds meer scholen willen aansluiten op de manieren waarop leerlingen van nature leren. Onder de noemers ‘nieuw leren’, ‘natuurlijk leren’ of ‘conceptueel leren’ bouwen ze voort op de nieuwsgierigheid die alle leerlingen bezitten en datgene wat ze al kunnen.

In de praktijk
Scholen voor nieuw / natuurlijk / conceptueel leren spelen in op het feit dat leren veel gemakkelijker gaat als je het uit eigen interesse en motivatie doet. De gedachte dat iedereen de architect is van zijn of haar eigen leerproces, komt voort uit het constructivisme. Het uitgangspunt is wat een leerling kan, niet wat het (nog) niet kan.

De school slaat een brug tussen de interesses en het niveau van de leerling aan de ene kant, en de kennis en vaardigheden die verplicht zijn vanuit de kerndoelen van het basisonderwijs aan de andere kant. Vervolgens gaat de leerling aan het werk en zorgt de leraar voor instructie en begeleiding.

Niet de methodes zijn leidend, maar de interesses, het niveau en de keuzes van de leerling. De leerlingen werken aan betekenisvolle en concrete opdrachten (prestaties). Vaak leggen ze hun vorderingen vast in een portfolio. Ook is er veel aandacht voor reflectie.

Basisprincipes van natuurlijk / nieuw / conceptueel leren
Meerdere soorten intelligenties aanspreken, niet alleen de cognitieve.
Differentiatie als uitgangspunt.
Leerlingen worden uitgedaagd om actief te leren in de maatschappij, buiten de school.

Ontwikkelingsgericht

Scholen voor ontwikkelingsgericht onderwijs stimuleren leerlingen om in hun ontwikkeling steeds een stap verder te zetten. Dat doen ze door te werken in betekenisvolle thema’s. Het doel is dat leerlingen hun persoonlijkheid in brede zin kunnen ontwikkelen.

In de praktijk
Scholen voor ontwikkelingsgericht onderwijs bereiden leerlingen voor op deelname aan de samenleving van morgen. Zij proberen in hun onderwijsaanbod steeds nét iets op de leerling vooruit te lopen, maar wel zodanig dat het voor de leerling bereikbaar blijft. Deze ‘zone van naaste ontwikkeling’ is een begrip van de leerpsycholoog Vygotsky. Frea Janssen-Vos koppelde de ideeën van Vygotsky aan het onderwijs.

Leraren in het ontwikkelingsgericht onderwijs werken systematisch en planmatig. Het onderwijs krijgt vorm in thema’s die anderhalf tot twee maanden duren. Er zijn vijf kernactiviteiten: spelactiviteiten, constructieve en beeldende activiteiten, gespreksactiviteiten, lees- en schrijfactiviteiten en reken- en wiskundige activiteiten. In de onderbouw hebben de activiteiten meer het karakter van spel, in de bovenbouw meer van onderzoek. De leraar speelt bij het ontwerpen van thema’s en kernactiviteiten een belangrijke rol.

Basisprincipes van ontwikkelingsgericht onderwijs

  • De brede persoonlijke ontwikkeling van de leerling staat centraal; deze wordt verbonden met kennis en vaardigheden.
  • Iedere leerling is ontwikkelbaar en betekenisvolle activiteiten dragen bij aan deze ontwikkeling.
  • Leerlingen krijgen ruimte voor eigen initiatief.
  • Maar ook de leraar speelt een actieve rol.
  • Systematisch en planmatig werken is belangrijk.

Vrije school

De vrije school heeft als uitgangspunt ‘onderwijzen is ook opvoeden’. Leerlingen krijgen een breed onderwijspakket aangeboden, zodat ze hun talenten kunnen ontdekken en verbreden. Het lesprogramma sluit aan bij hun leeftijd, drijfveren en mogelijkheden. Aan de hand van de leerdoelen ontwerpen de leraren veel lessen zelf.

In de praktijk
Een dag op de vrijeschool verloopt in een vast ritme. Kleuters krijgen lesstof aangeboden binnen een vast weekritme. Zij leren spelenderwijs, door te doen.

Vanaf de eerste klas (groep 3) krijgen kinderen in de ochtenduren een hoofdvak, zoals rekenen, taal, aardrijkskunde, heemkunde en natuurkunde. Meestal krijgen ze een periode lang hetzelfde hoofdvak. Vervolgens gaan ze over op een ander hoofdvak en krijgt het geleerde de kans om te ‘rijpen’.

In de middaguren volgen de leerlingen vaklessen, bijvoorbeeld Engels, Duits, euritmie, muziek, tekenen, gymnastiek, tuinbouw of handenarbeid. De vaklessen kunnen ook oefenuren taal en rekenen zijn.

Het vertellen van verhalen is belangrijk, evenals het vieren van de jaarfeesten.

Basisprincipes van vrijeschoolonderwijs

  • De aanpak is gebaseerd op het mensbeeld uit de antroposofie: een mens bestaat uit lichaam, ziel en geest.
  • Het onderwijs moet leerlingen meer bijbrengen dan taal, schrijven en rekenen; het gaat erom dat leerlingen uitgroeien tot mensen die zelf richting geven aan hun leven.
  • In het onderwijs gaat het om hoofd, hart en handen: dit levert de vaardigheden op die belangrijk zijn in de 21e eeuw.
  • Bewust omgaan met het ritme van de dag en het ritme van het jaar is belangrijk.
  • ‘Vrij’ verwijst niet naar vrijheid of vrijblijvendheid voor de leerling, maar naar het feit dat vrijescholen in vrijheid hun visie realiseren.

Wat is een voorschool?

De voorschool is opvang voor kinderen tussen 2 en 4 jaar waar ze spelend leren. De voorschool bereidt kinderen voor op de basisschool zodat zij een goede start hebben. De voorschool is voor alle peuters van 2 tot 4 jaar.

Voorschool en basisschool

De voorschool werkt samen met een basisschool. Het programma en de manier van werken van de voorschool sluit aan bij het programma en de manier van werken in groep 1 en 2. Meestal delen de voorschool en de basisschool hetzelfde gebouw en schoolplein. Daardoor is een kind al vertrouwd met de schoolomgeving en dit maakt de overstap vaak minder groot. Als uw kind naar een voorschool gaat kan dit mogelijk voorrang opleveren voor toelating bij de aangesloten basisschool.

Voorrang op de basisschool

In Amsterdam gelden verschillende voorrangsregels voor de plaatsing van kinderen op de basisschool. Hierover hebben schoolbesturen en de gemeente afspraken gemaakt in het stedelijk toelatingsbeleid.

Zo kan een kind voorrang krijgen als het een oudere broer of zus op de basisschool heeft zitten of als het de bijbehorende voorschool heeft bezocht. Ook krijgt een kind soms voorrang op de basisschool als het de voorschool of het kinderdagverblijf van het IKC (Integraal Kind Centrum) bezoekt, waartoe ook de basisschool behoort.

Meestal delen de voorschool en de basisschool hetzelfde gebouw en schoolplein. Daardoor is een kind al vertrouwd met de schoolomgeving en dit maakt de overstap vaak minder groot.

Voorrang vanwege voorschool

Van voorrang vanwege het eerder bezoeken van de voorschool is sprake als:

een kind een VVE-indicatie heeft;
een kind tenminste acht maanden lang vier dagdelen per week de voorschool bezoekt;
de voorschool is aangesloten bij de basisschool;
de school wordt opgegeven als voorrangsschool (buurtvoorrang op acht dichtstbijzijnde scholen).

Voorrang vanwege IKC

Kinderen krijgen voorrang bij de plaatsing op een basisschool die onderdeel is van het IKC als:
een kind tenminste acht maanden lang vier dagdelen per week de voorschool of het kinderdagverblijf van het IKC bezoekt;
de school wordt opgegeven als voorrangsschool.

Hoe kies ik voor een kleine of grote school?

De definitie voor “grote school” of “kleine school” bepalen we aan de hand van het aantal leerlingen. Het is geen wettelijk gegeven, maar over het algemeen wordt van een “kleine school” gesproken als er minder dan 200 leerlingen op zitten. Een gemiddelde school heeft 200 tot 400 kinderen. Grote scholen hebben 400 tot wel meer dan 1000 kinderen. Een grote en kleine school hebben beiden voor- en nadelen. We hebben hier een aantal op rijtje gezet, maar de keuze blijft persoonlijk.

Voordelen van een grote school

Op een grote school worden alle activiteiten gedeeld door een groot team van leerkrachten, waardoor zij minder extra taken hebben boven hun klassentaken. Er blijft op een grote school dus veel meer tijd over om na schooltijd aan kinderen te besteden in de vorm van handelingsplannen, lesvoorbereidingen en oudergesprekken.
Wanneer er onenigheid is binnen een klas of groep, kan er makkelijker gewisseld worden. Er zijn vaak meerdere klassen van een leerjaar op een grote school aanwezig.
Een grote school heeft meer leerlingen en dus ook meer geld voor begeleiding, zoals remedial teaching, uitjes en externe vakdocenten. Er kan meer geïnvesteerd worden in onderwijs op maat door professionals (muzieklessen kunnen bijvoorbeeld door een echte muziekdocent gegeven worden).
Kinderen die naar boven en beneden uitvallen kunnen beter worden geholpen op een grote school, omdat er vaak extra klassen voor deze kinderen zijn.

Nadelen van een grote school

Een grote school telt zoveel leerkrachten dat het minder persoonlijk wordt.
De communicatie op een grote school verloopt niet snel van persoon tot persoon. Het kan dus behoorlijk lastig zijn om degene die je wil spreken, te spreken te krijgen.
In zo’n grote school wordt niet elk kind “gezien”.
Een grote school met zulke grote leerlingen kan zeker voor jonge kinderen even schrikken en wennen zijn.

Voordelen van een kleine school

Voor de betrokkenen van een kleine school geldt vaak dat deze knusser en hechter aanvoelt. Mensen kennen elkaar sneller en worden sneller gezien.
Contact tussen ouder en leerkracht verloopt soepeler.
De leerkracht doet heel veel samen met de kinderen, omdat niet alles aan vakleerkrachten wordt uitbesteed (de leerkracht geeft zowel het dagprogramma als de sport- en beweeglessen als knutselen, drama en muziek).

Nadelen van een kleine school

Een kleine school krijgt vaak minder geld van de regering, tenzij er gefuseerd wordt (maar dan is er geen sprake meer van een kleine school).
In een kleine school worden klassen sneller gecombineerd. In sommige gevallen zelfs drie klassen in één. Met het oog op het lerarentekort ontstaan er niet voor niets “plofklassen” van meer dan 35 leerlingen bij 1 leerkracht.
Bij een kleine school is het vaker de vraag of er nog bestaansrecht is. Het kan dus altijd zijn dat op een dag besloten wordt dat de school dicht moet of gaat fuseren.
Op de website van de Onderwijsinspectie is te lezen dat veel kleine scholen ook “zwakke” scholen zijn. Dat komt omdat er te weinig aandacht uit kan gaan naar kinderen met specifieke behoefte en achterstanden.
Wisselen van klas is op een kleine school vaak niet mogelijk, omdat er maar één klas van elk leerjaar is.

Keuze maken

Zoals je hebt kunnen lezen zijn er zowel voordelen als nadelen te noemen voor beide schoolsoorten. Sommige van die voor- en nadelen zijn heel persoonlijk. Wanneer je denkt dat ze niet voor jouw kind gelden, kun je daarop een keuze baseren.

Wanneer je nog twijfelt, is het goed om een rondleiding aan te vragen in zowel een grote als een kleine school. Ga ook in gesprek met ouders van beide scholen en lees je in op de websites. Ook de website van de Onderwijsinspectie kan een doorslaggevende factor zijn.

Schoolbezoek

Met bovenstaande keuzes kun je een goede selectie maken van scholen in Amsterdam die geschikt zijn voor jouw kind. Er zijn echter ook factoren die moeilijk of niet in duidelijke keuzes of cijfers kunnen worden gevat. Daarom raden we altijd aan om scholen te bezoeken. 
De rondleiding of een gesprek is de beste manier om een indruk te krijgen van een school. De informatie over de school kan nog zo aanspreken: als je er rondloopt, proef je ook de sfeer. Sommige basisscholen organiseren een open dag en melden dat in de agenda op de website van de school.

Ga op bezoek en stel vragen

De rondleiding of een gesprek is de beste manier om een indruk te krijgen van een school. De informatie over de school kan nog zo aanspreken: als je er rondloopt, proef je ook de sfeer. Hoe ziet het gebouw eruit, wat voor leerlingen zitten er op de school en hoe gaan ze met elkaar om op het schoolplein? Sommige basisscholen organiseren een open dag en melden dat in de agenda op de website van de school.

Vragen die je de school kunt stellen zijn:

  • Hoe groot zijn de klassen en zijn er combinatieklassen?
  • Hoe gaat de school om met gezonde voeding?
  • Hoeveel tijd wordt er besteed aan beweging en spel?
  • Welke buitenschoolse activiteiten organiseert de school?
  • Wat doet de school voor de ontwikkeling en groei van leerkrachten?
  • Wat doet de school extra voor leerlingen die moeilijk meekomen?
  • Hoe gaat de school om met mobiele telefoons op school?
  • Heeft de school een minder goede eindtoetsscore of een lage leerlingtevredenheid? Vraag of daar een duidelijke reden voor is en wat de school daaraan doet.
  • Hoe word je als ouder op de hoogte gehouden van de vorderingen van je kind?
  • Welke mogelijkheden zijn er voor ouders om betrokken te zijn bij de school?

Download de PDF met onze 10 vragen

 

Bekijk de basisscholen in Amsterdam en maak een selectie

Voordat je op bezoek kunt bij scholen moet eerst een selectie maken. Deze selectie maak je gemakelijk op deze site. Gebruik alle bovenstaande tips en bekijk onze lijst met scholen.

Bekijk alle basisscholen